Alle drie de vaardigheden komen in aanmerking voor nader onderzoek. De financiële wilsbekwaamheid was het grootst voor deelnemers met een beter metageheugen. Ofwel, hoe kleiner de discrepantie tussen de objectief vastgestelde geheugenresultaten en de eigen inschatting daarvan, des te beter de financiële wilsbekwaamheid. Het maakte voor de correlatie geen verschil of een deelnemer het eigen geheugen overschatte of onderschatte. De onderzoekers vermoeden dat achteruitgang van hersenfuncties zowel de eigen inschatting van het geheugen (metageheugen) als de financiële wilsbekwaamheid aantast.
Uitvoerende mentale controle, onderzocht met gangbare tests zoals woordvloeiendheid, symboolsubstitutie en Stroop-taken, was eveneens gerelateerd aan financiële wilsbekwaamheid. In een multiple regressieanalyse bleef het statistische verband tussen financiële wilsbekwaamheid en metageheugen echter overeind.
In een psychologisch onderzoek naar financiële wilsbekwaamheid zullen zeker de uitvoerende mentale controlefuncties worden onderzocht, evenals de financiële ‘geletterdheid’ van de onderzochte. Gelet op de resultaten van het onderzoek van het Rush University Medical Center in Chicago kan ook onderzoek van het metageheugen, door te vragen naar de eigen inschatting van de resultaten bij objectief episodisch geheugenonderzoek, bijdragen aan een advies over financiële wilsbekwaamheid.